ICD-Informatiesite
Onderzoeksmethoden

Home

Waarom krijgt iemand een ICD
Wat is een ICD
De werking van een ICD
Het ontstaan van de ICD
Nieuwe ontwikkelingen in de ICD technologie
Wat is een Pacemaker ?
Techniek in & om de Pacemaker
Een ICD als Levensverzekering
Uitleg omgang apparatuur
De Werking van het Hart
Het Bewustzijn
Reanimatie
De Ademhaling
Automatische Defibrillator
Automatische Defibrillator - Vervolg
Hartziekten
Hartinfarct
Hartklepgebreken
Hartfalen
Aangeboren Hartafwijking
Vaat - aandoeningen
Syndroom van Marfan
Onderzoeksmethoden
Behandelingen
Aanpak Hartfalen
DNA-diagnostiek Cardiomyopathie
Nieuwe operatie technieken
Anesthesie
Stamceltransplantatie
Hartinsufficiëntie
Wachttijden
Hartoperatie's Buitenland
Leven met Hartfalen
Hartritmestoornissen
ECG
EFO - Ablatie
De Fietsproef
Medicijnen
Posttraumatische dystrofie
Reizen met een ICD
Autorijden met een ICD
Procedure - CBR
Bezorgdheid
Angst, Onzekerheid & Tips
Leren omgaan met Angst
Verwerking van schokkende gebeurtenissen
Traumatologie
Hartverwarmende opmerkingen
Te Hoog Cholesterol
Te Hoge Bloeddruk
Hypertensie
Hartrevalidatie & Lichamelijke inspanning
Hart in Beweging - HIB
Mijn interview in de Hartbrug
Interview met Donorwachtende
Interview met een Donor-ontvangster
Lotgenoten
Nieuwsbrief
Agenda
Werkgroepen - Federatie Hartezorg
Aangesloten organisaties van de Federatie Hartezorg
Hart en ICD Centra in Nederland
Herbalife
Gastenboek
Links

 

 

             Onderzoeksmethoden                 

 

 

 

Als u bij de arts komt met klachten die zouden kunnen wijzen op een hartziekte, zijn er een aantal onderzoeksmethoden mogelijk om vast te stellen wat er aan de hand is. De methode die wordt gebruikt, hangt vaak af van wat de arts denkt dat er aan de hand is. Eerst vindt u bij welk aandoening welke methode vaak wordt gebruikt. Daarna staan de methoden in alfabetische volgorde beschreven. Tenslotte staan er nog enkele methoden beschreven die soms worden toegepast bij diverse aandoeningen.

  • Angina pectoris
  • Hartinfarct
  • Hartklepaandoening
  • Ritme- en geleidingsstoornissen
  • Hartfalen

Angina Pectoris

Het soort pijn en de momenten waarop iemand die pijn voelt bieden de arts al veel informatie. Dan onderzoekt men of dat soort klachten ook bij een inspanningstest optreden en of er een plaatselijk zuurstoftekort in de hartspier is. Men doet zo'n onderzoek aan de hand van een ECG ook wel een hartfilmpje genoemd. Een echocardiogram, een onderzoek met geluidsgolven, geeft een goede indruk van het samentrekken van de hartstpier. Om de bloedvaten van het hart, de kransslagaders, zichtbaar te maken is een hartkatheterisatie nodig: met contrastvloeistof in de kransslagader(s) ziet men of, waar en hoe ernstig de vernauwingen zijn.

Hartinfarct

Als de arts een hartinfarct vermoedt, wordt u aangesloten aan de hartmonitor, laat hij een hartfilmpje maken, bloedonderzoek doen en krijgt u medicijnen. Later wordt ook vaak een echocardiogram gemaakt en een hartkatheterisatie.

Hartklepaandoening

Een hartklepaandoening kan de cardioloog meestal vaststellen door te luisteren met de stethoscoop. Met een echocardiogram en een hartkatheterisatie komt de cardioloog te weten hoe ernstig een lek of een vernauwing van de klep is.

Ritme- en geleidingsstoornissen

De eenvoudigste wijze om de elektrische activiteit van het hart vast te leggen, is met een hartfilmpje (ECG), in rust of tijdens inspanning, bijvoorbeeld op een loopband. Meestal biedt dat direct uitsluitsel over het soort hartritmestoornis. Soms is aanvullend onderzoek nodig, zoals een 24-uursregistratie van het hartritme (Holter-onderzoek). Elektrofysiologisch onderzoek (Efo) is ingewikkelder en wordt alleen door speciaal opgeleide cardiologen verricht. Dit is een speciaal soort hartkatheterisatie om de elektrische eigenschappen van het hart te onderzoeken.

Hartfalen

Als een arts verschijnselen van vochtophoping ziet of als u klaagt over kortademigheid of ongewone vermoeidheid, is hartfalen een mogelijke verklaring. Uw medische voorgeschiedenis is van belang. Hebt u eerder een hartziekte gehad? Of familieleden van u? Ook dan zal een arts de oorzaak van de klachten eerder bij het hart zoeken. Zijn er risicofactoren op u van toepassing: hoge bloeddruk, roken, alcohol- of drugsgebruik, zout en vet eten, weinig bewegen?
De arts zal u lichamelijk onderzoeken: uw bloeddruk en polsslag meten en naar hart en longen luisteren. Zo stelt hij vast of er vocht achter de longen zit en of er een geruis is dat wijst op hartklepafwijkingen. Ook kijkt hij of er stuwing van de aders in de hals is, of uw lever is opgezet, en of er vocht in de benen zit (oedeem).

De arts zal aanvullend onderzoek laten doen om :

  • de diagnose hartfalen te bevestigen;
  • de ernst van het hartfalen te bepalen, en
  • een eventuele oorzaak op te sporen, en
  • de optimale behandeling in te stellen.

Soms kan de oorzaak van hartfalen weggenomen worden. Een pacemaker kan een te traag hartritme verhelpen. Vaak ontbreekt zo'n oplossing en moet het hartfalen blijvend behandeld worden

Bloedonderzoek (hartinfarct, hartfalen)

In het laboratorium kijkt men of in het bloed stoffen zitten die vrijkomen bij het afsterven van een deel van de hartspier. Na enkele uren zijn de eerste uitslagen bekend; na enkele dagen kan de arts vertellen hoe groot de schade is.

Bij hartfalen wordt bijna altijd bloedonderzoek gedaan. Uit het bloed kan blijken dat een schildklieraandoening of nierziekte de oorzaak van het hartfalen is. Verder kan men aan het bloed zien of andere organen last hebben van het hartfalen.

Tijdens de behandeling van hartfalen zal men uw bloed vaker onderzoeken. Aan de hand van de nierfunctie en het zoutgehalte van het lichaam bijvoorbeeld weet de arts of u de medicijnen goed verdraagt en of u er precies genoeg krijgt.

Echocardiografie (hartinfarct, angina pectoris, hartklepaandoening)

Met behulp van ultra-geluidsgolven worden allerlei doorsnee-beelden van het hart gemaakt. Hierdoor ontstaat meestal een goed beeld van de hartafwijking. Bovendien kunnen op diverse plaatsen in het hart de snelheid en de richting waarin het bloed stroomt, worden gemeten (doppler). Dit onderzoek is pijnloos en onschadelijk, maar het is wel nodig dat u bij dit onderzoek stil ligt.

Soms wordt een echocardiogram vanuit de slokdarm gemaakt (Slokdarmecho), omdat men zo een beter beeld krijgt (er zit dan geen longweefsel tussen). Hiervoor moet u een slang doorslikken. Dit wordt vaak als niet prettig ervaren.

Electrofysiologisch onderzoek (EFO) (hartritmestoornis) 

Bij een EFO worden katheters met verschillende functies in de lies en/of de arm ingebracht. Via de katheters kunnen prikkels en/of stoffen aan het hart worden toegediend. Met behulp van deze prikkels en/of stoffen kan worden bepaald hoe het hart reageert op verschillende omstandigheden en wat er eventueel mis gaat. Zodoende weet de cardioloog welke behandeling u moet krijgen. Het onderzoek kan 1 tot 4 uur duren en kan als vervelend worden ervaren omdat tijdens het onderzoek hartritmestoornissen kunnen optreden.

Hartfilmpje of elektrocardiogram (ECG) (Hartinfarct, angina pectoris, hartritme- en geleidingsstoornis)

Met behulp van een aantal plakkers op armen, benen en borst wordt het elektrisch stroomverloop door het hart zichtbaar gemaakt. Dit onderzoek is pijnloos.

Om bijvoorbeeld ritmestoornissen op te sporen, kan het nodig zijn om het ECG gedurende langere tijd te bekijken. Dat kan via een draagbaar bandrecordertje. Dit wordt Holterregistratie (24-uurs registratie) genoemd.

Om te kijken hoe het hart en de bloedsomloop zich gedragen bij inspanning, worden inspanningstesten uitgevoerd. De inspanning bestaat uit het lopen op een lopende band of fietsen op een hometrainer. Tijdens en na de inspanningstest worden het ECG en de bloeddruk regelmatig gemeten. Soms wordt ook de hoeveelheid zuurstof, die wordt opgenomen uit de lucht, gemeten. Hiervoor moet u dan door een mondstuk ademen.

Hartkatheterisatie (hartinfarct, angina pectoris, hartklepaandoening)

Meestal vanuit de lies, maar soms vanuit arm of hals, worden een of meerdere slangetjes (katheters) via een ader of slagader opgeschoven naar het hart. Via de katheters kan de bloeddruk in het hart worden gemeten.

Bovendien kan met een contrastvloeistof die via de katheters in het hart wordt ingespoten, een afbeelding van de hartkamers worden verkregen. Dit onderzoek is soms pijnlijk en duurt vaak lang. De ligging van de katheters en de afbeeldingen van het hart worden zichtbaar gemaakt met behulp van röntgenstraling.

Onderzoek met isotopen (hartfalen)

Een isotoop is een stof die tijdelijk een radioactieve straling uitzendt. Die isotopen worden gekoppeld aan speciale stoffen die via het bloed juist naar het hart, de schildklier of de nier gaan, of die in het bloed zelf blijven. Door de straling kan men er dan een beeld van opvangen.

Dit onderzoek neemt veel tijd in beslag en er zit een lange pauze in. U moet dan drie of vier uur lang helemaal tot rust komen en u mag niet eten of drinken, hoe vervelend dit ook voor u kan zijn.

Eerst wordt een hartfilmpje gemaakt. U krijgt een infuus in uw arm of hand. Vervolgens moet u gaan lopen of fietsen. Op het moment dat u zich maximaal inspant spuit men via het infuus het isotoop in uw ader.

Alleen gezonde spieren nemen tijdens de inspanning de isotopen goed op en geven dus meer straling af. Als een (hart)spier minder straling laat zien is die dus beschadigd.

Na de inspanning gaat u op de onderzoekstafel liggen. Een grote camera gaat een kwartier of een half uur lang om u heen draaien en maakt aan de hand van de straling een soort kaart van het hart: welk deel vertoont geen, weinig of veel stralingsactiviteit. Dan is het eerste deel klaar: de serie opnamen 'terwijl u zich inspant'. Na de pauze maakt de camera een tweede serie opnamen, ook weer gedurende 15 ā 30 minuten. Dit is de serie opnamen 'in rust'.

Door de twee series opnamen te vergelijken kan men zien of u een hartinfarct hebt gehad, en of een deel van de hartspier tijdens inspanning te weinig zuurstof krijgt.

Ejectiefractie

Soms wil de arts weten hoeveel bloed het hart per hartslag uit de linkerkamer wegpompt. Dit wordt de ejectiefractie genoemd. De ejectiefractie is het deel van het bloed dat tijdens een hartslag de aorta en dus het lichaam wordt ingepompt. Het wordt berekend door deze hoeveelheid bloed te delen door de totale hoeveelheid bloed die aan het begin van de hartslag in het hart zit. De ejectiefractie wordt meestal uitgedrukt in procenten. Normaal bedraagt de ejectiefractie ongeveer 60(%). Een ejectiefractie van bijvoorbeeld 27 (%) betekent dus dat de pompfunctie van de linker kamer minder dan de helft is van normaal.

Ook dit onderzoek werkt met een isotoop - een stof die tijdelijk radioactief is en die zich aan het bloed hecht. Eerst staat u bloed af via een infuus met een kraantje. Dat bloed wordt vermengd met het isotoop. Na ongeveer een uur krijgt u dat gemengde bloed weer ingespoten. U loopt een uurtje rond, zodat het isotoop goed door uw hele bloedsomloop gemengd is.

Vervolgens gaat u onder een camera liggen die de straling uit het hart meet. Hoe meer straling, hoe meer bloed er in de linker hartkamer zit. Men kan dit heel precies meten aan het begin en eind van de hartslag.

Overige onderzoeksmethoden

Er zijn ook onderzoeksmethoden die niet specifiek voor hartaandoeningen zijn maar soms wel gedaan worden. Dit zijn de röntgenfoto van de borst en het MRI-onderzoek

Borstfoto (Thorax)

Met een röntgenfoto van de borst kan iets worden gezegd over de grootte en vorm van het hart en ook iets over de doorbloeding van de longen. Ook dit onderzoek is pijnloos, maar er worden wel (zij het geringe hoeveelheden) röntgenstralen bij gebruikt. Gelukkig zijn nadelige effecten van deze straling door het gebruik van moderne apparatuur erg laag.

MRI-onderzoek

Bij dit onderzoek worden afbeeldingen van het hart en de grote bloedvaten verkregen met een zeer sterke magneet. De techniek van dit onderzoek is nog volop in ontwikkeling en de mogelijkheden worden steeds groter. Het onderzoek is pijnloos en onschadelijk, maar de patiënt moet wel vrij lang stil liggen.

Bovendien maakt het apparaat nogal veel lawaai.

www.hartstichting.nl