1. HET ONTSTAAN VAN DE ICD.
2. DE VERDERE ONTWIKKELING VAN DE ICD.
3. DE POLIKLINISCHE ICD-CONTROLE.
1. Het ontstaan van de ICD.
F. Steinmetz, Firma Guidant.
Hoewel veel mensen hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van de
Automatische Implanteerbare Cardioverter Défibrillator of AICD,
staat toch Dr. Michel Nirowski wereldwijd bekend als de "vader" van dit
apparaat. Het idee van een implanteerbare défibrillator kwam bij Dr.
Mirowski op in 1967 en wel na de dood van zijn directe chef,
Prof. Harry Heller.
Heller had een zwak hart en zijn leven werd regelmatig bedreigd door
ventriculaire tachycardieën. Bij dergelijke snelle hartritmes houdt het
hart op met pompen, zodat na enkele minuten de dood intreedt. Omdat
een efficiënte therapie nog niet bestond, overleed Heller uiteindelijk dan
ook aan deze kwaal.
Mirowski was diep onder de indruk van de dood van zijn vriend, vooral
omdat hij deze niet had kunnen voorkomen.
Een citaat van hem:
" Hoe hadden wij Hellers dood kunnen voorkomen; hem voor altijd in een
ziekenhuis opnemen of hem constant volgen met een externe défibrillator?
Beide mogelijkheden waren natuurlijk niet uitvoerbaar. Zo kwam ik op het idee,
een implanteerbaar apparaat te ontwerpen dat kamerflbrilleren (VF)
kan detecteren en automatisch de patiënt een shock kan geven om het
(op hot geslagen) hartritme terug te brengen naar sinusritme. Lijkt heel
eenvoudig. Ik overlegde met enkele cardiologen, die meer verstand van
zulke apparaten hadden. Iedereen vertelde mij, dat déflbrillatoren niet
kleiner gemaakt konden worden. In die tijd woog een uitwendige
déflbrillator 14 tot 18 kilogram; het was belachelijk om de afinetingen te
reduceren tot die van een pakje sigaretten. Maar vanwege de dood van
een man die ik erg bewonderde en het feit dat mensen mij vertelden,
dat het niet mogelijk was, vormde dit probleem een uitdaging voor mij. "
Einde citaat.
Mirowski's eigen intuïtie vertelde hem, dat de 400 Watt seconde energie,
die nodig was om extern te défibrilleren, verminderd kon worden met een
veelvoud door de shock rechtstreeks aan het hart af te geven. Aangezien
er geen literatuur voorhanden was om deze hypothese te staven, ontwierp
de Mirowski Groep verschillende eiektrodensystemen, waarvan er enkele
gedeeltelijk en andere compleet transveneus waren en in de jaren 1969
1979 toonde zij met proeven op dieren aan, dat het mogelijk was een VF
op te heffen met een energie van 5 tot 20 jule. Daarop bouwden
Dr. Mirowski en zijn hechte vriend en kompaan van het eerste uur, Dr. Mower,
in de kelder van het Sinai hospitaal in Baltimore het eerste experimentele
défibrillatormodel en testten dit met succes op een hond.
In 1972, toen de technische problemen langzamerhand waren opgelost,
kregen Dr. Mirowski, Dr. Mower en hun medewerkers twee ernstige
tegenslagen te verwerken, namelijk een zeer kritisch artikel in Circulation
van de zeer invloedrijke Dr. Bernard Low en de beslissing van een
pacemakerfabrikant, die eveneens aan het project werkte, om hiermee te
stoppen,omdat naar zijn mening de technische problemen te groot waren
en de markt voor deze apparaten te klein zou zijn. Gelukkig ontmoette
Dr. Mirowski in datzelfde jaar Dr. Stephen Heilman, een arts en ingenieur,
die bereid was, het project financieel te steunen en ook technisch support gaf.
In 1976 had de Mirowski Groep een model klaar, dat geschikt was voor
langdurige implantatie en tests bij honden. Naast dit apparaat werd ook
een fibrillator bij de hond geïmplanteerd, die bestond uit een
wisselstroomgenerator die door een magneet kon worden geactiveerd.
Door nu een magneet boven deze fibrillator te houden, kon een VF worden
opgewekt, welke door de chronisch geïmplanteerde défibrillator direct
werd herkend en binnen enkele seconden met een shock werd
getermineerd. Wetende, dat een afbeelding meer zegt dan duizend
woorden, werd een film gemaakt van deze proeven. Hierna ging de Groep
verder met het apparaat, dat gebruikt was voor de testen bij honden,
te vervolmaken tot een défibrillator, die geschikt zou zijn
voor implantatie bij mensen.
Na extensieve faboratoriumtesten van de functies om elke hartritme goed
te detecteren en, als dat nodig was, automatisch te défibrilleren via het
ingebrachte eiektrodensysteem, werd door de Amerikaanse Federal Food
and Drug Administration (FDA) toestemming verleend om met de studies
bij mensen te beginnen. Dit resulteerde op 4 februari 1980 in de eerste
implantatie bij een mens in het John Hopkins Medical Center in Baltimore.
2. De verdere Ontwikkeling van de ICD.
Nadat in 1980 in Amerika de allereerste défibrillator was geïmplanteerd bij
een mens volgde in 1982 al spoedig de eerste défibrillatorimplantatie in
Europa Bij deze implantatie werden de geleidingsdraden buiten op het
hart geplaatst en verbonden met de ICD, die in de buikholte werd
ingebracht. Dit vond plaats tijdens een langdurige openhartoperatie.
Sindsdien heeft de ICD een razendsnelle ontwikkeling doorgemaakt.
Zo kreeg de ICD in 1987 de mogelijkheid de af te geven energie en het
type therapie te programmeren. Naast de 'shock'-therapie die
levensreddend, maar ook pijnlijk is, beschikte de ICD nu ook over
therapieën waarbij door middel van stimulatie een tachycardie gestopt kon worden.
In 1988 onstond de gecombineerde pacemaker cardioverter défibrillator.
Ook bij een te langzame hartfrequentie (bradycardie) wordt de ICD actief
en werkt als een pacemaker.
In 1989 werd de transveneuze geleidingsdraad geïntroduceerd.
De geleidingsdraad kon nu via een ader ingebracht worden, waardoor
openhartchirurgie overbodig werd.
In 1993 waren de ICD's inmiddels zoveel kleiner geworden, dat ze niet
meer in de buikholte maar in een kleine holte in de buurt van het
sleutelbeen geplaatst konden worden. Daarnaast deed de z.g. 'actieve
scan' zijn intrede: de behuizing van de ICD fungeert als elektrode
waardoor er nog slechts één geleidingsdraad nodig is. En hoe minder
lichaamsvreemd materiaal er nodig is, hoe kleiner de kans op problemen.
In de periode 1993-1997 vond een continue reductie van de
défibriliatorafmetingen plaats en werd de levensduur verbeterd. Daarnaast
werd detectie door de ICD verbeterd en werden de diagnostische mogelijkheden
(die de cardioloog gebruikt om de therapie te optimaliseren) uitgebreid.
Naast de éénkamer-ICD's, waarbij zich één geleidingsdraad in de kamer
bevindt, kwamen er in 1997 tweekamer- ICD's ter beschikking. Bij
tweekamer- ICD's bevindt zich een extra geleidingsdraad in de boezem.
De tweekamer- ICD's bieden verdere mogelijkheden voor herkenning en therapie.
Door de voortdurende ontwikkeling staan tegenwoordig allerlei ICD's ter
beschikking. Naast de bovengenoemde eenkamer- en tweekamer- ICD's
zijn er speciale tweekamer ICD's die zowel snelle hartritmestoornissen in
de kamer als in de boezem kunnen behandelen. De allernieuwste
ontwikkeling zijn driekamer-ICD's die naast het stimuleren van de
rechterkamer en boezem ook in staat zijn de linker hartkamer te
stimuleren. Deze systemen worden gebruikt bij patiënten die aan een
specifieke vorm van hartfalen lijden.
In de afgelopen 20 jaren Is veel veranderd en daardoor is de ICD voor
meer en meer mensen beschikbaar gekomen.
Per jaar krijgen wereldwijd ongeveer 100.000 patiënten een ICD.
3. DE POLIKLINISCHE ICD-CONTROLE
Erik Stel,
Cardiotechnicus, Antonius Ziekenhuis Nieuwegein
Als ICD-drager brengt U waarschijnlijk twee maal per jaar een bezoek aan
het ziekenhuis om Uw ICD te laten controleren. Tijdens zo'n contróle
worden allerlei gegevens uit de ICD opgevraagd en een aantal tests
uitgevoerd, om te kijken of het apparaat nog goed werkt. In dit artikel zal ik
U daarover iets vertellen..
Allereerst sluit men U aan op een monitor, waarmee Uw hartfilmpje (ECG)
zichtbaar gemaakt wordt. Hiervan wordt een uitdraai gemaakt, om
eventueel later te kunnen zien hoe Uw hartritme was op het moment van
de contróle. Daarna wordt de ICD met een computer "ondervraagd." Via
een klein kastje dat men op de ICD legt, worden de gegevens vanuit het
apparaat in de computer gezet. Op het scherm van de computer is op dat
moment te zien hoe Uw ICD is ingesteld.
Vervolgens test de cardiotechnicus een viertal zaken, namelijk:
De conditie van de batterij.
Uiteraard een heel belangrijke meting. Op het scherm wordt aangegeven
of de batterij nog voldoende energie heeft, of dat deze bijna leeg is. Hoe
lang de batterij nog mee zal gaan is meestal niet te voorspellen, maar als
geconstateerd wordt dat deze nog goed is, kan ze zeker nog een half jaar
mee. Constateert men, dat de batterij bijna leeg is, dan wordt U op de
wachtlijst geplaatst voor vervanging van Uw ICD .
De toestand van de draad of draden die van de ICD via de
bloedvaten naar uw hart lopen.
Hierbij wordt gekeken, of de bedrading geen breuk vertoont en of de
isolatielaag om de bedrading niet beschadigd is.
De signalen die de ICD via de draden vanuit uw hart opvangt.
De ICD bepaalt aan de hand van deze signalen of Uw hart normaal klopt,
of dat er een ritmestoornis optreedt. Tijdens de meting wordt gekeken,
of de signalen goed door de ICD herkend worden
De pacemaker die in Uw ICD zit wordt kort aangezet, om te kijken of deze
nog goed werkt. Ook als U de pacemaker niet nodig hebt, is het wel
belangrijk om deze te testen, omdat sommige ritmestoornissen met de
pacemaker beëindigd kunnen worden. Daarnaast kan met behulp van de
pacemaker een eventuele verschuiving van de draad in uw hart aan het licht
komen. Als dit alles gebeurd is, vraagt de cardiotechnicus de gegevens over
eventueel opgetreden ritmestoornissen in de afgelopen periode op aan de ICD,
die daarna op de monitor zichtbaar worden.. Van ritmestoornissen,
die zijn opgetreden, slaat de ICD vele gegevens op in zijn geheugen, zoals
het tijdstip, de duur en als belangrijkste een hartfilmpje van de
ritmestoornis.
Aan de hand van deze gegevens wordt bepaald, of de ICD
terecht heeft ingegrepen, of dat er iets anders aan de hand was, zoals een
onschuldige ritmestoornis of een storing van buitenaf.
Mocht het nodig zijn om uw ICD bij te stellen, dan vindt meteen plaats.
Op dezelfde manier als gegevens uit de ICD gehaald worden, kunnen
wijzigingen van de instellingen in het apparaat geprogrammeerd worden.
Tenslotte worden de resultaten van de metingen en de gegevens van de
eventuele ritmestoornissen op papier uitgedraaid en samen met Uw
hartfilmpje opgeslagen in Uw dossier. Daarnaast worden alle gegevens
bovendien bewaard op een diskette.
|