ICD-Informatiesite
Autorijden met een ICD

Home

Waarom krijgt iemand een ICD
Wat is een ICD
De werking van een ICD
Het ontstaan van de ICD
Nieuwe ontwikkelingen in de ICD technologie
Wat is een Pacemaker ?
Techniek in & om de Pacemaker
Een ICD als Levensverzekering
Uitleg omgang apparatuur
De Werking van het Hart
Het Bewustzijn
Reanimatie
De Ademhaling
Automatische Defibrillator
Automatische Defibrillator - Vervolg
Hartziekten
Hartinfarct
Hartklepgebreken
Hartfalen
Aangeboren Hartafwijking
Vaat - aandoeningen
Syndroom van Marfan
Onderzoeksmethoden
Behandelingen
Aanpak Hartfalen
DNA-diagnostiek Cardiomyopathie
Nieuwe operatie technieken
Anesthesie
Stamceltransplantatie
Hartinsufficiëntie
Wachttijden
Hartoperatie's Buitenland
Leven met Hartfalen
Hartritmestoornissen
ECG
EFO - Ablatie
De Fietsproef
Medicijnen
Posttraumatische dystrofie
Reizen met een ICD
Autorijden met een ICD
Procedure - CBR
Bezorgdheid
Angst, Onzekerheid & Tips
Leren omgaan met Angst
Verwerking van schokkende gebeurtenissen
Traumatologie
Hartverwarmende opmerkingen
Te Hoog Cholesterol
Te Hoge Bloeddruk
Hypertensie
Hartrevalidatie & Lichamelijke inspanning
Hart in Beweging - HIB
Mijn interview in de Hartbrug
Interview met Donorwachtende
Interview met een Donor-ontvangster
Lotgenoten
Nieuwsbrief
Agenda
Werkgroepen - Federatie Hartezorg
Aangesloten organisaties van de Federatie Hartezorg
Hart en ICD Centra in Nederland
Herbalife
Gastenboek
Links

Nieuwe vrijheid in verzekeringen - Klik hier

Affiliates.nl.

 

            Autorijden met een ICD  

 

 

1. HET AANVRAGEN VAN EEN GELDIG RIJBEWIJS
2. CODE 100: AUTORIJDEN VOOR PRIVE GEBRUIK

 

1. Het aanvragen van een geldig rijbewijs.

F. Mol.  

Met dank voor zijn kritisch inhoudelijk commentaar aan Drs. R.A. Bredewoud, arts
Hoofd afdeling Medische Zaken van de Stichting CBR

Postbus 3014, 2280 GA Rijswijk.

 

Sinds 1 juni 2000 mogen ICD-dragers onder strikte voorwaarden motorvoertuigen besturen van Groep I en dan nog alleen voor privégebruik. Onder groep I vallen de rijbewijs categorieën:

·         A (motorrijwielen)

·         B (personenauto's)

·         B+E (personenauto's met aanhanger)

 

 

De wettelijke tekst luidt als volgt:
(Paragraaf 6.7.4 van de bijlage bij de Regeling Eisen Geschiktheid 2000, Staatscourant 99 van 23 mei 2000)


6.7.4 Implanteerbare cardio-defibrillator

Voor personen bij wie een implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD) is ingebracht, is altijd een specialistisch rapport vereist.
Deze personen zijn ongeschikt gedurende een observatieperiode van zes maanden na implantatie. Blijkt aan het einde van deze periode dat het apparaat geen elektroshocks heeft afgegeven dan wel dat zich tijdens stimulatie door de ICD geen ernstige hemodynamische problemen hebben voorgedaan, dan kunnen bedoelde personen voor een beperkte termijn geschikt worden verklaard voor rijbewijzen van groep 1. De maximale geschiktheidstermijn bedraagt daarbij vijf jaar voor personen bij wie de ICD om een profylactische reden is ingebracht en drie jaar voor personen bij wie de ICD met een primair therapeutisch doel is ingebracht.
Wanneer een ICD in of na bedoelde observatieperiode één of meer stroomstoten heeft afgegeven, geldt ongeschiktheid. Blijkt uit specialistisch onderzoek dat deze elektroshocks terecht zijn afgegeven, dan is de betrokkene ongeschikt gedurende zes maanden na de laatste shock. Daarna kan goedkeuring geschieden voor maximaal drie jaar. In geval van misplaatste shocks zijn ICD-dragers ongeschikt, totdat de kans op dergelijke shocks voldoende is gereduceerd door het opnieuw afstellen van de ICD. Het laatste moet blijken uit een observatieperiode van zes maanden na ICD-herafstelling, waarin geen elektroshocks mogen zijn opgetreden. Daarna kan goedkeuring geschieden voor maximaal drie jaar.
Personen met een ICD zijn in alle gevallen ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2.
Zij kunnen voor groep 1 alleen geschikt worden verklaard mits dit wordt beperkt tot privé-gebruik

 

WAT BETEKENT DIT NU VOOR U ALS ICD-DRAGER IN DE PRAKTIJK ?

Als bij U een ICD is geïmplanteerd en deze heeft 6 maanden lang geen shocks afgegeven, dan kunt U medisch geschikt worden verklaard voor het besturen van een motorvoertuigen van groep 1 voor privé-gebruik en opnieuw een geldig rijbewijs aanvragen.

Daarvoor hebt U nodig:

1.      Een zogenaamde Eigen Verklaring en een Afschrift van de persoonsgegevens uit de gemeentelijke basisadministratie

2.      Een Keuringsrapport van Uw Cardioloog.

Ad. 1: De Eigen Verklaring en het Afschrift van de persoonsgegevens uit de gemeentelijke basisadministratie.

Beide formulieren kunt U verkrijgen op het gemeentehuis ( kosten ongeveer f. 50,-)
Het formulier Eigen Verklaring bevat een aantal vragen over aandoeningen die voor de verkeersveiligheid van belang worden geacht. Bent U 70 jaar of ouder dan dient U gebruik te maken van een apart model Eigen Verklaring. Deze bestaat niet alleen uit een vragenlijst maar ook uit een Geneeskundig Verslag, dat door een arts wordt ingevuld na een kleine keuring.

 

De vragen op het formulier luiden als volgt:

    1. Lijdt u of hebt u geleden aan epilepsie, ernstige hyperventilatie, flauwvallen, aanvallen van abnormale slaperigheid of andere bewustzijnsstoornissen?
    2. Lijdt u of hebt u geleden aan evenwichtsstoornissen of duizelingen?
    3. Bent u onder behandeling of onder behandeling geweest voor een psychiatrische stoornis, een hersenziekte of een ziekte van het zenuwstelsel?
    4. Maakt u misbruik van of hebt u misbruik gemaakt van alcohol, geneesmiddelen, drugs of ander geestverruimende of bedwelmende middelen of bent u daarvoor ooit medisch onderzocht of onder behandeling geweest?
    5. Bent u onder behandeling of onder behandeling geweest voor inwendige ziekten als suikerziekte, hart- en vaatziekte, verhoogde bloeddruk, nierziekte en longziekte of hebt een hart- of vaatoperatie ondergaan?
    6. Hebt u een functiebeperking waardoor het normale gebruik van een arm, hand of vingers, dan wel van bijbehorende gewrichten, beperkt of afwezig is?
    7. Hebt u een functiebeperking waardoor het normale gebruik van een been of voet, dan wel van bijbehorende gewrichten, beperkt of afwezig is?
    8. Hebt u een verminderd gezichtsvermogen van één of beide ogen, zelfs als u gebruik maakt van een bril of contactlenzen?
      Bent u onder behandeling of onder behandeling geweest van een oogarts of hebt u een oogoperatie of een laserbehandeling van de ogen ondergaan?
    9. Gebruikt u geneesmiddelen die volgens de bijsluiter de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, zoals slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen, anti-depressieve middelen, anti-psychotische middelen, opwekmiddelen en dergelijke?
    10. Hebt u nog andere aandoeningen of ziekten die het besturen van motorrijtuigen bemoeilijken en waarvoor mogelijk speciale voorzieningen nodig zijn?

 

Als ICD-drager moet U in elk geval vraag 5 met "Ja" beantwoorden. Kunt U alle overige
vragen met "Neen" beantwoorden, en betreft het positieve antwoord alleen een ICD, dan accepteert het CBR - in tegenstelling tot het wettelijk voorschrift -dat U onderaan op het formulier onder Aantekening het antwoord zelf toelicht door te vermelden dat U een ICD-drager bent. In alle andere gevallen is een aantekening van een arts, waaruit de aard en ernst van de aandoening blijkt zonder meer verplicht.

Ad. 2: Het Keuringsrapport van Uw Cardioloog.

Op grond van de nieuwe eisen bent U als ICD-drager verplicht U te laten keuren door een cardioloog. Omdat het hierbij gaat om zeer specifieke kennis over de ICD, neemt het CBR genoegen met een rapport van de cardioloog die U behandelt. In de meeste gevallen is dat een cardioloog van een implantatiecentrum, maar het kan ook de cardioloog zijn van het ziekenhuis, op wiens indicatie bij U een ICD is geïmplanteerd en bij wie U verder onder behandeling bent gebleven.

 

Eisen waaraan de specialistische Verklaring moet voldoen:

Uit de verklaring moet minimaal blijken:

  • Wanneer de ICD (of indien deze al één of meerdere keren vervangen is, het meest recente exemplaar) is geïmplanteerd.
  • De reden, waarom de ICD werd geïmplanteerd: profylactisch of therapeutisch.
  • (Indien van toepassing) Op welke datum de laatste shock heeft plaatsgevonden.
  • Informatie over Uw cardiale conditie.
  • De termijn, waarvoor U geschikt wordt bevonden. Maximaal 5 jaar voor een profylactische ICD, maximaal 3 jaar voor een therapeutische ICD.

Voor het afgeven van de verklaring kan Uw cardioloog gebruik maken van het uniforme Keuringsformulier voor ICD-dragers, dat is ontworpen door de werkgroep Hartritmestoornissen van de Nederlandse vereniging voor Cardiologie in samenwerking met het CBR.

 

Opmerking:
Uw cardioloog behoudt te allen tijde het recht de keuring van eigen patiënten te
weigeren (zie verder).

Verstrekt Uw cardioloog U wel een verklaring, dan stuurt U deze, samen met de andere formulieren, op naar het regiokantoor van het CBR, waaronder Uw woonplaats valt, hetgeen de procedure aanmerkelijk versnelt. Wil uw cardioloog alleen op verzoek van het CBR een verklaring afgeven, noteer dit dan onder vermelding van naam en adres van uw cardioloog op de Eigen Verklaring. Het CBR zal uw cardioloog vervolgens schriftelijk benaderen.

Weigert uw cardioloog een verklaring af te geven, dan stuurt U alleen de Eigen Verklaring op met de mededeling, dat Uw cardioloog geen verklaring wil afgeven. Het CBR wijst dan voor U een andere cardioloog aan

Enkele weken nadat het CBR alle papieren heeft ontvangen, krijgt U een Verklaring van Geschiktheid voor een beperkte termijn, waarmee u op het gemeentehuis Uw nieuwe rijbewijs kunt afhalen. Door middel van de Code 100 wordt op het rijbewijs kenbaar gemaakt, dat U de auto alleen mag gebruiken voor privé-doeleinden. Dit is een code, die niet is afgesproken in Europees verband, doch alleen geldt voor Nederland. Het CBR adviseert U
daarom de brief, waarin de code wordt uitgelegd, te bewaren bij Uw rijbewijs voor het geval U naar dit document wordt gevraagd.

Is de toegekende termijn verstreken, dan herhaalt zich de procedure. Het is verstandig, om daar ruim van te voren aan te beginnen (2 tot 3 maanden).

 

En als U geen auto mag rijden, wat dan??

Als Uw cardioloog en/of het CBR U medisch niet geschikt vinden voor het besturen van een auto, zou U in overleg met Uw cardioloog kunnen bekijken of het mogelijk is van een brommobiel gebruik te maken. Hiervoor is geen rijbewijs nodig, maar een bromfietscertificaat.
Voor het behalen van een bromfietscertificaat moet U bij het CBR een theorie-examen afleggen. Voor mensen echter, die geboren zijn voor 1 juni 1980 is het certificaat, zonder examen af te leggen en tegen betaling, aan te vragen op het postkantoor en bij de theoriecentra van het CBR. Als U echter beschikt over een rijbewijs (geldig of ongeldig) en U bent geboren voor 1 juni 1980 hebt U geen bromfietscertificaat nodig

Vragen???? 

ALs u naar aanleiding van bovenstaande nog vragen heeft kunt u zich wenden tot het CBR-kantoor van uw regio.

 


 

2. Code 100: autorijden alleen voor privégebruik

F. Mol. .

Met dank voor zijn kritisch inhoudelijk commentaar aan Drs. R.A. Bredewoud, arts
Hoofd afdeling Medische Zaken van de Stichting CBR
Postbus 3014, 2280 GA Rijswijk.

De laatste zin van paragraaf 6.7.4 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000, die de voorwaarden voor autorijden door ICD-dragers omschrijft, luidt: Zij kunnen voor groep 1 alleen geschikt worden verklaard, mits dit wordt beperkt tot privé-gebruik. [1]. Met Groep 1 rijbewijzen worden daarbij bedoeld de rijbewijzen van de categorieën A (motorfiets), B (personenauto) en B+E (personenauto met aanhanger).

Door autorijden met een ICD te beperken tot de rijbewijzen van groep 1 en dan nog alleen voor privé gebruik, handelt de wetgever conform de opvattingen die daarover wereldwijd bestaan bij cardiologen, verkeersdeskundigen en politici en zoals die ook zijn verwoord in de regelingen van de Europese landen om ons heen. Een commissie van de Gezondheidsraad, die in januari 2000 advies heeft uitgebracht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat over de rijgeschiktheid van personen met een geïmplanteerde cardioverter-defibrillator, raadt de Minister daarom dan ook aan, in Nederland dienovereenkomstig te handelen. Zij schrijft in paragraaf 4.2 van het advies [2]:

 

Beroepsmatig gebruik van de rijbewijzen van groep 1
Ten  aanzien van houders van een rijbewijs van groep 1 (categorie A, B en BE) die dit rijbewijs beroepsmatig gebruiken (bijvoorbeeld taxichauffeurs, chauffeurs van busjes voor personenvervoer, koeriers) maakt de commissie tenslotte de volgende opmerking: Omdat deze mensen vele uren per dag achter het stuur zitten en grotere verantwoordelijkheden dragen (zoals bij vervoer van passagiers) ligt het voor de hand aan hen strengere eisen te stellen. De huidige Nederlandse verkeersregelgeving biedt echter weinig mogelijkheden om voor deze bestuurders aparte rijgeschiktheidscriteria te formuleren. Artikel 157 van het Besluit personenvervoer stelt slechts, dat de beroepsmatige bestuurder van een auto of bus geen lichamelijke of geestelijke afwijkingen mag hebben die het naar behoren besturen beletten, terwijl zijn gehoor- en gezichtsvermogen voldoende moeten zijn. De commissie is van oordeel dat het beter ware, dat ook aan deze groep ICD-dragers, zeker waar het om beroepsmatig personenvervoer gaat, strengere eisen worden gesteld, vergelijkbaar met die voor rijbewijzen van groep 2 (categorie C, D, CE, DE).

De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft dit advies overgenomen door op het geldig rijbewijs van een ICD-drager de beperkende code 100 alleen tijdens privé gebruik [3] te laten vermelden. Weliswaar neemt Nederland door het gebruik van een beperkende code voor dit doel een uitzonderingspositie in binnen Europa, maar ook daar heeft men de bevoegdheid, de normen van groep 2 toe te passen op het beroepsmatig gebruik van de rijbewijzen van groep 1. 

 

Basis hiervoor is de tweede Europese Richtlijn betreffende het rijbewijs (91/439/EEG), waarin in paragraaf  1.3 van Bijlage III staat: In de nationale wetgeving kunnen bepalingen worden opgenomen om de voor bestuurders van groep 2 bestemde bepalingen van deze bijlage toe te passen op de bestuurders van voertuigen van de categorie B die hun rijbewijs voor de uitoefening van hun beroep gebruiken. [4].

Intussen zijn dragers van een ICD niet meer de enigen die deze code 100 op het rijbewijs kunnen krijgen. Op 4 juli 2001 publiceerde een andere commissie van de Gezondheidsraad  een advies over de rijgeschiktheid van mensen met tumoren of doorbloedingsstoornissen van de hersenen [5]. Ook daarin wordt aanbevolen, om bij personen die het groep 1 rijbewijs beroepsmatig gebruiken, de eisen voor groep 2 rijbewijzen toe te passen. Dit advies is door de Minister van Verkeer en Waterstaat in 2002 eveneens overgenomen en personen met genoemde stoornissen, die niet tevens voldoen aan de eisen van groep 2, mogen op grond van de nieuwe wetgeving alleen geschikt worden verklaard voor een rijbewijs van groep 1, als het gebruik van dat rijbewijs wordt beperkt tot privé gebruik [6].

Vergeleken met de andere landen van Europa is Nederland veel soepeler ten aanzien van de termijn, waarvoor een geldig rijbewijs aan een drager van een ICD wordt afgegeven: 3 jaar (bij therapeutische implantatie) of 5 jaar (bij profylactische implantatie), terwijl die periode elders hooguit één tot twee jaar bedraagt. Toch blijken ICD-dragers moeite te hebben met de interpretatie van de term alleen tijdens privé gebruik. Telkens weer bereiken de Stichting ICD-dragers Nederland vragen daarover, met name van ICD-dragers die voor de uitoefening van hun beroep zijdelings of rechtstreeks de auto nodig hebben en die, als ze daarvan geen gebruik (meer) kunnen maken, om moeten zien naar een andere job of nog erger, in de WAO belanden.

 

Dat is niet zo verwonderlijk, want reeds in 1992 probeerde een Canadese Commissie van Cardiologen een duidelijke omschrijving te geven van wat zij noemt personal or commercial driving [7]. Zij baseert haar omschrijving op het aantal kilometers en het aantal uren dat per jaar achter het stuur wordt doorgebracht, alsmede op het feit of het besturen een bron van inkomsten is of niet.De commissie moest echter eerlijk toegeven, dat elke situatie anders is en dat men het beter aan de individuele arts kan overlaten, om de situatie van zijn of haar patiënt(e) te beoordelen.

In het artikel Aanbevelingen betreffende rijgeschiktheid van patiënten met een geïmplanteerde defibrillator [8] vertaalt de Werkgroep Hartritmestoornissen van de Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie commercial driving met besturen van een motorvoertuig als beroep. Hiertoe rekent de werkgroep niet alleen het besturen van zware vrachtwagens en autobussen (rijbewijzen groep 2), maar ook het besturen van kleinere voertuigen, als dit besturen beroepsmatig plaatsvindt (met rijbewijzen van groep1).

Uiteraard zijn er gevallen waarover geen twijfel mogelijk is, bijvoorbeeld bij het beroep van taxichauffeur. Maar er zijn situaties, waarbij  de zaken niet zo duidelijk liggen. Denk maar eens aan de man of vrouw die van de auto gebruik maakt voor het woon-werkverkeer; de automonteur die een proefrit maakt; de installateur die met zijn auto met materiaal naar zijn klanten rijdt, de eigenaar van een bouwbedrijf die offerte gaat maken voor een verbouwing, de vertegenwoordiger die overal in het land zijn afnemers moet bezoeken.

 

De beantwoording van de vraag wat is privé gebruik dringt des te meer, omdat door de verruiming van de indicatie steeds meer ICDs (zullen) worden geïmplanteerd bij (jonge) mensen, die (nog) nooit een hartstilstand ten gevolge van een ventriculaire fibrillatie hebben gehad en die  misschien ook nooit zullen krijgen maar bij wie de implantatie louter is gebeurd uit voorzorg, onder andere op grond van erfelijke factoren en/of niet optimale werking van medicijnen. Zeker voor hen is de beperking van het autorijden tot privé gebruik moeilijk te verteren, in tegenstelling tot de eerste generatie ICD-dragers van voor juni 2000, bij wie de implantatie wel  haast altijd heeft plaatsgevonden na een hartstilstand en die ook de tijd nog hebben meegemaakt dat ze volstrekt geen auto mochten rijden.

Zover ik heb kunnen nagaan, bestaat er (nog) geen jurisprudentie over dit onderwerp en daarom heb ik de vraag voorgelegd aan de heer drs. R.A. Bredewoud, arts en hoofd Medische Zaken van het CBR te Rijswijk, met wie ik in het verleden, samen met de heer Split, vanuit de patiëntenorganisatie op prettige wijze heb samengewerkt bij de voorbereiding van de herziening van artikel 6.7.4 van de bijlage bij Regeling eisen geschiktheid 2000.

De heer Bredewoud geeft toe dat er geen definitie is gegeven van de beperking: alleen voor privé gebruik en dat is niet zo verwonderlijk, want de regeling Coderingen beperkingen rijbevoegdheid  geeft van geen enkele beperkende code een definitie [3]. Persoonlijk hanteert hij   een drietal eenvoudige vragen om te kunnen adviseren of het gebruik van de auto al of niet tot privé gebruik gerekend moet worden, al merkt hij er meteen bij op dat zijn mening evenveel waard is als elke andere en dat alleen jurisprudentie echt uitsluitsel kan geven. Die vragen luiden:

 

1. Wordt de bestuurder betaald (m.a.w. geldt het als werktijd) terwijl hij de auto gebruikt? (NEE = privé gebruik).

2. Kan de bestuurder, wanneer hij zich niet lekker voelt, ervoor kiezen met een taxi of met het openbaar vervoer te reizen? (JA = privé gebruik).

3. Beschouwt de fiscus bij gebruik van een auto van de zaak de gereden kilometers als privé?  (JA = privé gebruik).

Als het antwoord op de eerste vraag JA luidt en op de tweede en/of de derde NEE, is er volgens de heer Bredewoud geen sprake van privé gebruik. Zo bezien kan het gebruik van de auto voor het woon-werkverkeer gerekend worden tot privé gebruik, dat van de installateur en de vertegenwoordiger uit mijn voorbeeld niet.

Nader bezien zijn de Nederlandse regels voor de groep ICD-dragers bij wie een profylactische implantatie heeft plaatsgevonden (de cardiologen spreken van klasse I patiënten), aanzienlijk strenger dan die, welke zijn voorgesteld door de verschillende cardiologen. Het Working Group Report van de Study Group on ICD and Driving van de European Society of Cardiology [9], alsmede de hierboven genoemde Aanbevelingen van de Werkgroep Hartritmestoornissen van de Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie [8], leggen aan het privé gebruik van de auto na een profylactische implantatie geen enkele beperking op. En dat terwijl het advies van de Commissie van de Gezondheidsraad [2] en derhalve de wettelijke regels [1] een wachttijd van 6 maanden na implantatie hanteren. Dit is des te meer opmerkelijk omdat twee van de schrijvers van de Aanbevelingen ook in de commissie van de Gezondheidsraad zitting hadden. 

 

 

Gezien het standpunt van de cardiologen, zowel nationaal als internationaal, lijkt het de heer Split en mij alleszins redelijk de Regeling eisen geschiktheid 2000 , alleen voor deze groep ICD-dragers,  enigszins te versoepelen. Wij denken dan aan een aanvullende clausule, waarin de wachttijd na implantatie voor deze groep wordt teruggebracht van 6 maanden tot 2 of drie weken. Het bestuur van de STIN zal deze kwestie onder de aandacht brengen van de andere hartpatiëntenorganisaties en hen uitnodigen in gezamenlijk overleg met de betrokken instanties een voorstel tot wijziging te doen aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. 

Zon herziening van paragraaf 6.7.4 van de bijlage bij Regeling eisen geschiktheid 2000 of een poging daartoe betekent echter wederom een lange procedure via de Gezondheidsraad. Ter illustratie: de procedure voor de wijziging van de oude paragraaf 6.7.4, die het autorijden door ICD-dragers vanaf november 1995 verbood [10], heeft ruim 3 jaar geduurd sinds de publicatie in 1997 van het artikel van De implanteerbare defibrillator en autorijden [11] en de publicatie in 1998 van het artikel De ICD en rijvaardigheid [12] in het blad Cardiologie.

 

Literatuur: 

1.      Regeling eisen geschiktheid 2000. Staatscourant 2000; nummer 99: 10 (www.overheid.nl/op).

2.     Rijgeschiktheid van personen met een geïmplanteerde cardioverter-defibrillator.
Den Haag: Gezondheidsraad, 2000; publicatienummer 2000/02 van 26 januari 2000 (www.gr.nl).

3.     Coderingen beperkingen rijbevoegdheid. Staatscourant 1996, nummer 101: 19 (www.overheid.nl/op). 

4.     Richtlijn van de Raad van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (91/439/EEG).
Brussel: Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, 1991; nummer L 237.

5.     Rijgeschiktheid van mensen met tumoren of doorbloedingsstoornissen van de hersenen.
Den Haag: Gezondheidsraad, 2001; publicatienummer 2001/18 van 4 juli 2001(www.gr.nl).

6.      Wijziging Regeling eisen geschiktheid 2000. Staatscourant 2002; nummer 20:13 (www.overheid.nl/op).

7.     Consensus Conference,Canadian Cardiovascular Society.
Assessment of the cardiac patient for fitness to drive. Can.J. Cardiol 1992;8: 406-11.

8.     Hauer RNW, Wever EFD,  Smeets JLRM. Aanbevelingen betreffende rijgeschiktheid van patiënten met een geïmplanteerde defibrillator. Cardiologie 1999;6(3):136-138.

9.     Jung W, Anderson M, Camm AJ, Jordaens L, Petch MC, Rosenqvist M, Santini M, Lüderitz B. Recommandations for driving of patients with implantable cardioverter defibrillators. European Heart Journal 1997; 18: 1210-1219.

1.     Regeling eisen rijgeschiktheid. Staatscourant 1995; nummer 212: 10 (www.overheid.nl/op).

2.     Hauer RNW, Wever EFD. De implanteerbare defibrillator en autorijden. Cardiologie 1997; 4: 239-240.

3.     Manger Cats V. De ICD en de rijvaardigheid. Cardiologie 1998; 5: 131

.                        .