ICD-Informatiesite
De werking van een ICD

Home

Waarom krijgt iemand een ICD
Wat is een ICD
De werking van een ICD
Het ontstaan van de ICD
Nieuwe ontwikkelingen in de ICD technologie
Wat is een Pacemaker ?
Techniek in & om de Pacemaker
Een ICD als Levensverzekering
Uitleg omgang apparatuur
De Werking van het Hart
Het Bewustzijn
Reanimatie
De Ademhaling
Automatische Defibrillator
Automatische Defibrillator - Vervolg
Hartziekten
Hartinfarct
Hartklepgebreken
Hartfalen
Aangeboren Hartafwijking
Vaat - aandoeningen
Syndroom van Marfan
Onderzoeksmethoden
Behandelingen
Aanpak Hartfalen
DNA-diagnostiek Cardiomyopathie
Nieuwe operatie technieken
Anesthesie
Stamceltransplantatie
Hartinsufficiëntie
Wachttijden
Hartoperatie's Buitenland
Leven met Hartfalen
Hartritmestoornissen
ECG
EFO - Ablatie
De Fietsproef
Medicijnen
Posttraumatische dystrofie
Reizen met een ICD
Autorijden met een ICD
Procedure - CBR
Bezorgdheid
Angst, Onzekerheid & Tips
Leren omgaan met Angst
Verwerking van schokkende gebeurtenissen
Traumatologie
Hartverwarmende opmerkingen
Te Hoog Cholesterol
Te Hoge Bloeddruk
Hypertensie
Hartrevalidatie & Lichamelijke inspanning
Hart in Beweging - HIB
Mijn interview in de Hartbrug
Interview met Donorwachtende
Interview met een Donor-ontvangster
Lotgenoten
Nieuwsbrief
Agenda
Werkgroepen - Federatie Hartezorg
Aangesloten organisaties van de Federatie Hartezorg
Hart en ICD Centra in Nederland
Herbalife
Gastenboek
Links

 

 

           De Werking van een ICD           

                                                                                         

 

 

De werking van een ICD

 

Een ICD kent de volgende functies:

 

1] herkennen van een te snel kamerritme;

 

2] afgeven van de ingestelde therapie;

 

3] opslag van de episode van de ritmestoornis in het

geheugen;

 

4] pacemakerfunctie voor de trage ritmes;

 

5] mogelijkheid voor het "opwekken" van

kamertachycardie/-fibrilleren.

 

De eerste 3 hoofdfuncties staan continu ingeschakeld.

De inschakeling van de vierde functie verschilt per patient.

De vijfde functie is met name van belang bij controle van de

ingestelde therapie en is een zgn. non-invasie ingreep: dit

betekend dat er niet geopereerd behoeft te worden.

 

Voor herkenning van een te snel kamerritme heeft een

ICD minimaal 2 zgn. elektrodes nodig voor het meten van

de elektrische stroompjes van het hart. Deze elektrodes

bevinden zich op 1 of meerdere geimplanteerde draden

[leads] die in of op het hart zijn geplaatst.

 

   Ieder stroompje van het hart veroorzaakt een

samentrekking van het hart, normaal gebeurt dit

60 - 150 x per minuut, afhankelijk van de lichamelijke

inspanning op een bepaald moment. De ICD bepaalt

[continu] de tijd tussen twee gemeten [gedetecteerde]

stroompjes van het hart.

 

Een ICD wordt geindiceerd m.n. voor patienten met

VT [eventueel uitmondend in VF] of VF. Aan de hand

van enkele ECG-voorbeelden wordt het verschil tussen

diverse soorten VT's duidelijk gemaakt:

 

monomorphic: ergens in het elektrisch circuit treedt

een regelmatig en snel ritme op wat kan leiden tot VF;

 

polymorphic: er zijn meerdere bronnen waar diverse

complexen van snelle ritmes optreden, waardoor

behandeling moeilijk is;

 

torsade de pointes: een soort VT die kan optreden

als bijwerking van medicijnen en moeilijk te behandelen

is.

 

Voor het erkennen van een te snel ritme moet door de

cardioloog of de technicus in de ICD het volgende

geprogrammeerd worden:

 

1] de hartfrequentie die de ICD als VT of VF moet

beschouwen [ bijv. boven 150 slagen per minuut voor

VT en boven 200 slagen per minuut voor VF ];

 

2] minimale duur van de tachycardie voordat tot

therapie wordt overgegaan;

 

3] soort therapie.

 

Het programmeren / instellen van de ICD is per

patient verschillend en afhankelijk van uitgevoerde

onderzoeken.

 

De moderne ICD beschikt over 3 mogelijkheden voor

afgeven van therapie voor VT / VF.

 

1] anti-tachycardie stimulatie: alleen geschikt voor

sommige [langzame] VT's , pijnloos [ca. 5 volt tussen

de meet-elektrodes en daardoor niet voelbaar], kan

VT stoppen of [onbedoeld] versnellen naar snelle

VT / VF of onveranderd laten;

 

2] cardioversie [voor VT ]: de shock, van enkele

honderden Volts, valt samen met de samentrekking

van de kamers;

3] defibrillatie [voor VF ]: shock van 100 - 750

Volt [5-34 Joules], meestal pijnlijk maar zeer effectief

voor het stoppen van VT en VF. Het verschil met

cardioversie wordt gevormd door het tijdstip van de

shock.

 

Iedere ICD-systeem heeft minimaal 2 elektrodes

voor het afgeven van een elektrische shock. Deze

elektrodes zijn geplaatst in of op het hart en bij

moderne ICD's vormt de "ICD-doos" zelf ook

een elektrode.

 

De ingebouwde batterij / laadcircuit laadt de

condensatoren op tot enkele honderden Volts in

3 - 12 seconden tijd [afhankelijk van de ingestelde

energie]. Hierna wordt de opgebouwde spanning

over het hart ontladen.

 

De cardioloog programmeert de ICD-therapieen

afhankelijk van de individuele patient voor VF of

voor VF en VT. De meeste ICD's kunnen maximaal

5 tot 6 therapieen achter elkaar afgeven. Voor VT,

kan deze therapie bestaan uit:

 

1e therapie: anti-tachycardiestimulatie, indien

nodig gevolgd door:

 

2e therapie: cardioversie 10 Joules, indien nodig

gevolgd door:

 

3e tot 6e therapie: defibrillatie op maximale

energie [ca. 30-35 Joules].

 

De ICD heeft een geheugen waarin de episodes

[ritmestoornis] wordt opgeslagen. Met behulp

hiervan kan de cardioloog bepalen:

 

1] datum en tijdstip van de tachycardie;

 

2] ritme en soort tachycardie;

 

3] effectiviteit van de ingestelde therapie.

 

Een van de standaardfuncties die in een ICD

beschikbaar zijn is de pacemaker functie. De

meeste ICD-dragers hebben deze functie in

het dagelijkse leven niet nodig. Echter, meestal

is na een [succesvolle] defibrillatietherapie de

hartslag even vertraagd, de pacemaker valt

dan in voor ondersteuning.

 

Tot 1996 maakte de pacemaker gebruik van

alleen een draad geplaatst in de kamer [ventrikel],

nu zijn er ook modellen met een tweede, in de

boezem [atrium] geplaatste draad.

 

Een andere standaardfunctie is de mogelijkheid

voor het non-invasief [zonder operatie] opwekken

van VT of VF. Hiervan wordt gebruik gemaakt

als het systeem op effectiviteit getest moet

worden, bijv. een aantal dagen na de implantatie

[ter controle van de metingen tijdens implantatie].

De test wordt niet uitgevoerd bij de routine-controles

die in de regel eens per 3 of 4 maanden plaatsvinden