Achteraanrijdingen en kettingbotsingen: een groter wordend probleem
De SWOV heeft in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat een botsveiligheidsonderzoek uitgevoerd, dat uit twee onderdelen bestaat. Het eerste deel gaat over achteraanrijdingen en nekletsel (R-98-27); het tweede deel gaat over de realiseerbaarheid van een ranglijst van personenautos geordend naar mate van botsveiligheid (R-98-28). In dit artikel wordt aandacht besteed aan het onderdeel achteraanrijdingen en nekletsel.
Het aantal achteraanrijdingen en kettingbotsingen van personen- en bestelautos blijkt de laatste jaren sterk toegenomen. Aan de hand van ongevallengegevens zijn de omvang, de aard en de ontwikkeling van achteraanrijdingen geanalyseerd. Er is speciale aandacht besteed aan ongevallen op autosnelwegen. Voor de analyse van het letselprobleem bij achteraanrijdingen (vooral nekletsel) zijn slachtoffergegevens uit medische bronnen gebruikt. Er is vooralsnog geen koppeling aanwezig tussen de gebruikte ongevallen- en letselgegevens.
Vrouwen meer kans op achteraanrijding
Het aandeel achteraanrijdingen op autosnelwegen is groot: ongeveer 30% van alle ongevallen op dit wegtype. Er bestaat een sterke relatie met filevorming. Op de overige wegen is het aandeel kleiner, maar het aantal groter dan op autosnelwegen.
Uit ongevallen- en letselgegevens blijkt dat vrouwen meer kans hebben op een achteraanrijding dan mannen. Dit lijkt verklaard te kunnen worden door het grotere ongevalsrisico binnen de bebouwde kom, waar vrouwen relatief vaker ritten maken. Het grotere letselrisico kan verband houden met anatomische kenmerken van de nek, die bij vrouwen kwetsbaarder is dan bij mannen. Bovendien rijden vrouwen veelal in kleinere autos dan mannen, waardoor een grotere slachtofferkans ontstaat. Het beschikbare materiaal levert geen afdoende duidelijkheid over deze verklaringen.
Nekletsel minder levensbedreigend
Uit de letselgegevens blijkt verder dat van de slachtoffers met nekletsel slechts een klein deel (3%) wordt opgenomen in een ziekenhuis, tegenover gemiddeld 14% bij alle verkeersslachtoffers. Dit geeft de relatief geringe mate van levensbedreiging van dit type letsel aan. Ook de ongevallengegevens duiden hierop: het aandeel overleden en opgenomen slachtoffers van een achteraanrijding is tweemaal kleiner dan bij alle letselongevallen in Nederland.
Het aantal slachtoffers van verkeersongevallen met whiplash-letsel wordt geschat op minimaal 14.000 en maximaal 26.000, waarbij in het laatste geval ook ander nekletsel dan whiplash is meegerekend. De marge is voor beide aantallen ongeveer 40%.
Voorkómen van (de gevolgen) van achteraanrijdingen
Verkeerstechnische maatregelen om achteraanrijdingen te voorkomen, zijn onder meer: filebestrijding en -detectie, verkeersbeheersings- en -geleidingssystemen en voldoende zichtlengte.
Om de gevolgen van achteraanrijdingen te beperken, moet het ontwerp van kreukelzone, stoel en hoofdsteun op elkaar worden afgestemd. In elk geval is het ontwerpen van een stoel-plus-hoofdsteun ter voorkoming van nekletsel van groot belang. Hiermee kan verkeerd gebruik en verkeerde instelling van de hoofdsteun zoveel mogelijk worden uitgesloten.
Er zouden tevens wettelijke eisen gesteld moeten worden aan de botsveiligheidseigenschappen van voertuigen bij achteraanrijdingen en aan de bescherming die zij bieden tegen nekletsel. Hierbij verdienen voertuigen met een korte achterkant bijzondere aandacht.
Koppeling van ongevallen- en letselgegevens kan meer inzicht bieden in achteraanrijdingen met nekletsel. Het bepalen van de gevolgen (ook de maatschappelijke) van nekletsels door achteraanrijdingen is nodig om inzicht te krijgen in de effectiviteit van mogelijke maatregelen.
Ook wordt aanbevolen om de verschillen tussen mannen en vrouwen in het optreden van nekletsel nader te onderzoeken...
Bron: SWOV |