Posttraumatische dystrofie
Wat is posttraumatische dystrofie?
Een posttraumatische dystrofie is een abnormale reactie op bijvoorbeeld een verwonding. 'Posttraumatisch' wil zeggen, dat de aandoening na een trauma (verwonding van buitenaf) optreedt. 'Dystrofie' betekent 'slechte voedingstoestand'. Posttraumatische dystrofie treedt meestal op in een extremiteit: een arm, been, hand of voet. Het aangedane lichaamsdeel is pijnlijk, stijf, gezwollen en verkleurd door een stoornis in het genezingsproces. De aandoening kan zich uitbreiden naar de schouder. Soms is het hoofd of de romp aangedaan, maar dat komt slechts zelden voor. In Nederland komen er per jaar naar schatting minstens 3000 nieuwe patiënten met een posttraumatische dystrofie bij.
De Nederlandse Vereniging van Posttraumatische Dystrofie Patiënten behartigt de belangen van mensen met deze aandoening. U kunt hier ook terecht voor verdere informatie.
Naamgeving van posttraumatische dystrofie
Posttraumatische dystrofie kan met veel verschillende namen worden aangeduid. Officieel heet de aandoening reflex sympathische dystrofie. In het ziekenhuis worden vooral de termen complex regionaal pijnsyndroom, posttraumatische dystrofie en Südeckse dystrofie gebruikt. Wij hebben gekozen voor de naam posttraumatische dystrofie, omdat de patiëntenorganisatie deze naam hanteert. Verder bestaat er nog een hele reeks andere benamingen voor deze aandoening, namelijk: sympathische reflexdystrofie, Südeckse atrofie, algo-dystrofie, shoulder-hand syndroom, posttraumatische atrofie, postinfarctional sklerodaktylie, Pourfoer-dupetit syndroom, causalgie, posttraumatische vasospasmen, immersion foot en perifere acute trofo-neurosis.
Oorzaken van posttraumatische dystrofie
Posttraumatische dystrofie ontstaat meestal na een verwonding, bijvoorbeeld een kneuzing, botbreuk of (geheel goed verlopen) operatie. De aandoening kan ook ontstaan door bijvoorbeeld druk op een zenuw, een wondinfectie, problemen in de halswervelkolom, een beroerte of een hartaanval. Kwaadaardige afwijkingen (kanker) en zelfs psychische problemen kunnen eveneens leiden tot posttraumatische dystrofie. Soms ontstaan de verschijnselen spontaan, zonder duidelijk trauma vooraf. De kans een posttraumatische dystrofie te krijgen wordt geschat op 1 tot 2% na een ongeval of operatie aan een extremiteit.
Het is nog niet duidelijk wat er precies gebeurt bij een posttraumatische dystrofie. Volgens studies bij diermodellen reageert het onwillekeurige zenuwstelsel op de pijn die voortkomt uit de genoemde trauma's. Dit zenuwstelsel regelt automatische lichaamsfuncties zoals blozen en het krijgen van kippenvel. Bij een posttraumatische dystrofie zouden er verbindingen ontstaan tussen zenuwen die normaal niet of nauwelijks met elkaar zijn verbonden. Het gaat om vier soorten zenuwen die de volgende functies aansturen: gevoel, pijn, motoriek en regeling van de bloedvaten (sympathisch zenuwstelsel). De ongewone onderlinge verbinding van deze soorten zenuwen zou leiden tot de veelheid aan klachten.
Volgens een andere theorie wordt het genezingsproces tegengewerkt door een abnormale ontstekingsreactie die leidt tot zuurstoftekort in de weefsels van het aangedane lichaamsdeel.
Risicofactoren
Bepaalde factoren lijken de kans op het ontwikkelen van een posttraumatische dystrofie te verhogen. Het weefsel van het aangedane lichaamsdeel kan geïrriteerd zijn door bijvoorbeeld een niet genezende botbreuk, een achtergebleven botsplinter, een infectie, lichaamsvreemde materialen of een beschadigde zenuw.
Als gevolg van deze factoren kan het zenuwstelsel schadelijke prikkels krijgen. Dit kan weer leiden tot een stoornis in het regelsysteem dat verantwoordelijk is voor de genezing.
Verder is de chronische pijn in de wervelkolom (nek of lage rug), bijvoorbeeld door slijtage, een risicofactor. Ook bepaalde ziekten die de doorbloeding beïnvloeden kunnen een uitlokkende factor zijn. Dit zijn bijvoorbeeld diabetes mellitus (suikerziekte), de ziekte van Raynaud en sommige vormen van kanker.
Ten slotte verhoogt roken de kans op ontwikkeling van een posttraumatische dystrofie.
Verschijnselen van posttraumatische dystrofie?
Bij een posttraumatische dystrofie kunnen uiteenlopende verschijnselen ontstaan.
Een belangrijk symptoom is pijn. De verwonding die vooraf gaat aan een posttraumatische dystrofie is altijd pijnlijk, maar in dit geval is de pijn veel heviger en langduriger dan normaal. De pijn kan 'van binnen' zitten of optreden bij aanraken. Beide vormen kunnen tegelijk voorkomen
Het aangedane lichaamsdeel is vaak abnormaal rood of blauw en heel warm of juist koud. De huid zweet veel of juist weinig. De extremiteit is vaak gezwollen; deze zwelling kan erg groot zijn
De tastzin van het aangedane lichaamsdeel is vaak verminderd. Sommige mensen voelen te weinig, andere juist te veel.
De haargroei, de nagelgroei en de huid kunnen veranderen. Op röntgenfoto's is soms een verandering van de botstructuur te zien.
Soms ontstaan problemen met de motoriek. Het lichaamsdeel is dan moeilijk te sturen. De gewrichten worden soms zo stijf dat ze bijna niet meer te bewegen zijn. Dit kan ook gebeuren als de gewrichten zelf niet bij het voorafgaande letsel betrokken waren.
De extremiteit kan atrofisch worden ('vel over been').
Posttraumatische dystrofie kan alle weefsels en alle functies van de extremiteit aantasten. De spierkracht is bijna altijd verminderd, wat soms blijvend is. In combinatie met de mogelijk te behandelen pijn ontstaat soms ernstige invaliditeit. Dit gebeurt echter lang niet altijd.
Welke vormen bestaan er? 'Warm en koud'
Men onderscheidt twee vormen van dystrofie. De 'warme' dystrofie komt het meeste voor (ongeveer 70% van de gevallen). Daarnaast bestaat de zogenaamde 'koude' dystrofie. Warme dystrofie kenmerkt zich door brandende pijn, zwelling van het aangedane lichaamsdeel, pijnlijke gewrichten en stijfheid. Verder symptomen zijn een verkleuring van de huid, een toegenomen zweetproductie, gevoelsstoornissen en krachtsverlies. Dit ziektebeeld lijkt veel op een ontsteking.
Bij koude dystrofie ontstaan symptomen als pijn, een witte of paarse verkleuring van de huid, verandering van beharing en het gevoel alsof het bloed wegtrekt uit het aangedane lichaamsdeel. De arm of het been voelt koud aan.
Diagnose stellen bij posttraumatische dystrofie
De diagnose posttraumatische dystrofie wordt gesteld aan de hand van verschijnselen en een lichamelijk onderzoek. Om de diagnose te stellen moeten drie van de volgende klachten aanwezig zijn:
Pijn (te ernstig voor het letsel dat aan de klachten vooraf ging);
Roodblauwe of witte verkleuring van de huid;
Stijve gewrichten;
Verandering van de beharing;
Plaatselijk zweten (of abnormale temperatuur van de huid).
Soms is er een onderliggende oorzaak voor de posttraumatische dystrofie: irritatie van lichaamsweefsels, bijvoorbeeld door een botsplinter of een ontsteking. Aanvullend onderzoek is nodig wanneer de arts vermoedt dat zo'n irritatie een rol speelt bij de dystrofie. Om dergelijke irritaties op te sporen kunnen röntgenfoto's en /of een botscan worden gemaakt. Hiermee kan tegelijk de diagnose worden bevestigd. Als het aanvullende onderzoek niets oplevert, betekent dat overigens niet dat de diagnose posttraumatische dystrofie onjuist zo zijn.
Medische behandeling van posttraumatische dystrofie
Een posttraumatische dystrofie moet zo snel mogelijk behandeld worden om ernstige complicaties te voorkomen. Een eventuele onderliggende oorzaak (bijvoorbeeld een botsplinter of een ontsteking) moet worden weggenomen. Bij de behandeling zijn vaak verschillende specialisten en paramedici betrokken. In het ziekenhuis St Jansdal zijn dat altijd de chirurg, de revalidatiearts en een arts van het pijnteam (een anesthesist).
De behandeling is gericht op een zo goed mogelijk herstel.
De klachten verdwijnen niet altijd helemaal. Een revalidatiearts geeft ondersteuning bij het leren omgaan met de restverschijnselen. Het doel is zo goed mogelijk te blijven functioneren. De duur van de behandeling verschilt per persoon, en kan oplopen tot enkele maanden of langer.
a) Medicijnen
Bij posttraumatische dystrofie is het van belang de pijn zoveel mogelijk tegen te gaan. Naast voldoende rust nemen, kunt u tegen de pijn pijnstillers slikken. Overleg met uw arts welke pijnstillers en welke dosering voor u geschikt zijn.
Sommige mensen met posttraumatische dystrofie hebben baat bij bepaalde medicijnen die de vorming van vrije radicalen in de weefsels tegengaan (DMSO, mannitol, acetylcysteïne). Vrije radicalen is een bepaald soort moleculen welke schadelijk is voor de lichaamsweefsels. Bij posttraumatische dystrofie zouden deze vrije radicalen een rol kunnen spelen. De medicijnen worden gegeven in de vorm van een crème of via een infuus.
Verder zijn er medicijnen die het regelmechanisme van de bloedvaten beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn ketanserine, calciumantagonisten en alfablokkers. bij sommige mensen hebben deze middelen een gunstig effect op de dystrofie.
Bij de zogenaamde koude dystrofie is een betere doorbloeding van het aangedane lichaamsdeel een belangrijk doel. Hiervoor kunnen medicijnen als isoptin of adalat worden voorgeschreven.
b) Zenuwblokkades
Bij posttraumatische dystrofie speelt het onwillekeurige (of sympathische) zenuwstelsel een rol. Dit zenuwstelsel regelt allerlei automatische lichaamsfuncties, zoals de doorbloeding en pijngeleiding. De blokkade van bepaalde sympathische zenuwen kan een positief effect hebben op de dystrofie. De zenuwen worden geblokkeerd door een lokaal verdovingsmiddel in te spuiten of door ze te behandelen met warmte. De behandeling met warmte (radiofrequente stroom, RF) geeft een langer effect (enkele weken tot maanden). Een andere mogelijkheid is een RIS blokkade, waarbij de verdovende stof wordt gecombineerd met een stof die ervoor zorgt dat de zenuw geen signalen meer doorgeeft (ganglionblokkerende stof). Een RIS blokkade heeft enkele dagen effect. Het gunstige effect wordt steeds langer naarmate de behandeling vaker herhaald is.
De behandeling vindt plaats in een zenuwknoop (ganglion). Voor posttraumatische dystrofie in een arm wordt een zenuwknoop in de nek behandeld; bij dystrofie in een been wordt een zenuwknoop ter hoogte van de lendenen geblokkeerd. Soms wordt eerst een proefblokkade gedaan om vast te stellen of een 'echte' blokkade zin heeft. De meeste van bovenstaande behandelingen worden uitgevoerd door een anesthesist die lid is van het pijnteam.
Paramedische behandeling posttraumatische dystrofie
Bij de behandeling van posttraumatische dystrofie zijn over het algemeen een fysiotherapeut en /of een ergotherapeut betrokken. De fysiotherapeut houdt zich vooral bezig met pijn en bewegingsproblemen in de gewrichten. De ergotherapeut bekijkt hoe u in het dagelijks leven met de problemen omgaat. Op grond van de eerste gesprekken wordt een behandelplan opgesteld om uw problemen zo goed mogelijk op te lossen of te verminderen.
In eerste instantie is het van belang het aangedane lichaamsdeel minder te belasten. Dit kan bijvoorbeeld met spalkjes of door krukken te gebruiken bij het lopen. Het nemen van voldoende rust en het verdelen van activiteiten over de dag zijn belangrijke punten die tijdens de hele revalidatie terugkomen.
Zodra de pijnklachten afnemen mag u het aangedane lichaamsdeel meer gaan belasten. De fysiotherapeut geeft u oefeningen waarmee de beweeglijkheid en spierkracht verbeteren. De ergotherapeut begeleidt u met adviezen over bijvoorbeeld algemene dagelijkse werkzaamheden, huishoudelijk werk, hobby's, vervoer en eventuele werkhervatting.
Vragen
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de behandelend chirurg of met de patiëntenvereniging.
Polikliniek chirurgie:
Telefoonnummer (0341) 463777
Nederlandse Vereniging van Posttraumatische Dystrofie Patiënten
Postbus 31157,
6503 CD Nijmegen
telefoon: (013) 4554951
Fax: (013) 4550169
Internet: http://pdver.atcomputing.nl
CH521000
© 1998-2002, Ziekenhuis St. Jansdal Harderwijk NL..