ICD-Informatiesite
Het ontstaan van de ICD

Home

Waarom krijgt iemand een ICD
Wat is een ICD
De werking van een ICD
Het ontstaan van de ICD
Nieuwe ontwikkelingen in de ICD technologie
Wat is een Pacemaker ?
Techniek in & om de Pacemaker
Een ICD als Levensverzekering
Uitleg omgang apparatuur
De Werking van het Hart
Het Bewustzijn
Reanimatie
De Ademhaling
Automatische Defibrillator
Automatische Defibrillator - Vervolg
Hartziekten
Hartinfarct
Hartklepgebreken
Hartfalen
Aangeboren Hartafwijking
Vaat - aandoeningen
Syndroom van Marfan
Onderzoeksmethoden
Behandelingen
Aanpak Hartfalen
DNA-diagnostiek Cardiomyopathie
Nieuwe operatie technieken
Anesthesie
Stamceltransplantatie
Hartinsufficiëntie
Wachttijden
Hartoperatie's Buitenland
Leven met Hartfalen
Hartritmestoornissen
ECG
EFO - Ablatie
De Fietsproef
Medicijnen
Posttraumatische dystrofie
Reizen met een ICD
Autorijden met een ICD
Procedure - CBR
Bezorgdheid
Angst, Onzekerheid & Tips
Leren omgaan met Angst
Verwerking van schokkende gebeurtenissen
Traumatologie
Hartverwarmende opmerkingen
Te Hoog Cholesterol
Te Hoge Bloeddruk
Hypertensie
Hartrevalidatie & Lichamelijke inspanning
Hart in Beweging - HIB
Mijn interview in de Hartbrug
Interview met Donorwachtende
Interview met een Donor-ontvangster
Lotgenoten
Nieuwsbrief
Agenda
Werkgroepen - Federatie Hartezorg
Aangesloten organisaties van de Federatie Hartezorg
Hart en ICD Centra in Nederland
Herbalife
Gastenboek
Links

 

 

     Het Ontstaan van de ICD

                                                                                       

 

 

1.  HET ONTSTAAN VAN DE ICD.

2.  DE VERDERE ONTWIKKELING VAN DE ICD.

3.  DE POLIKLINISCHE ICD-CONTROLE.

 

1. Het ontstaan van de ICD.

 

F. Steinmetz, Firma Guidant.

 

Hoewel veel mensen hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van de

Automatische Implanteerbare Cardioverter Défibrillator of AICD,

staat toch Dr. Michel Nirowski wereldwijd bekend als de "vader" van dit

apparaat. Het idee van een implanteerbare défibrillator kwam bij Dr.

Mirowski op in 1967 en wel na de dood van zijn directe chef,

Prof. Harry Heller.

Heller had een zwak hart en zijn leven werd regelmatig bedreigd door

ventriculaire tachycardieën. Bij dergelijke snelle hartritmes houdt het

hart op met pompen, zodat na enkele minuten de dood intreedt. Omdat

een efficiënte therapie nog niet bestond, overleed Heller uiteindelijk dan

ook aan deze kwaal.

Mirowski was diep onder de indruk van de dood van zijn vriend, vooral

omdat hij deze niet had kunnen voorkomen.

 

Een citaat van hem:

 

" Hoe hadden wij Hellers dood kunnen voorkomen; hem voor altijd in een

ziekenhuis opnemen of hem constant volgen met een externe défibrillator?

Beide mogelijkheden waren natuurlijk niet uitvoerbaar. Zo kwam ik op het idee,

een implanteerbaar apparaat te ontwerpen dat kamerflbrilleren (VF)

kan detecteren en automatisch de patiënt een shock kan geven om het

(op hot geslagen) hartritme terug te brengen naar sinusritme. Lijkt heel

eenvoudig. Ik overlegde met enkele cardiologen, die meer verstand van

zulke apparaten hadden. Iedereen vertelde mij, dat déflbrillatoren niet

kleiner gemaakt konden worden. In die tijd woog een uitwendige

déflbrillator 14 tot 18 kilogram; het was belachelijk om de afinetingen te

reduceren tot die van een pakje sigaretten. Maar vanwege de dood van

een man die ik erg bewonderde en het feit dat mensen mij vertelden,

dat het niet mogelijk was, vormde dit probleem een uitdaging voor mij. "

 

Einde citaat.

 

Mirowski's eigen intuïtie vertelde hem, dat de 400 Watt seconde energie,

die nodig was om extern te défibrilleren, verminderd kon worden met een

veelvoud door de shock rechtstreeks aan het hart af te geven. Aangezien

er geen literatuur voorhanden was om deze hypothese te staven, ontwierp

de Mirowski Groep verschillende eiektrodensystemen, waarvan er enkele

gedeeltelijk en andere compleet transveneus waren en in de jaren 1969­

1979 toonde zij met proeven op dieren aan, dat het mogelijk was een VF

op te heffen met een energie van 5 tot 20 jule. Daarop bouwden

Dr. Mirowski en zijn hechte vriend en kompaan van het eerste uur, Dr. Mower,

in de kelder van het Sinai hospitaal in Baltimore het eerste experimentele

défibrillatormodel en testten dit met succes op een hond.

 

In 1972, toen de technische problemen langzamerhand waren opgelost,

kregen Dr. Mirowski, Dr. Mower en hun medewerkers twee ernstige

tegenslagen te verwerken, namelijk een zeer kritisch artikel in Circulation

van de zeer invloedrijke Dr. Bernard Low en de beslissing van een

pacemakerfabrikant, die eveneens aan het project werkte, om hiermee te

stoppen,omdat naar zijn mening de technische problemen te groot waren

en de markt voor deze apparaten te klein zou zijn. Gelukkig ontmoette

Dr. Mirowski in datzelfde jaar Dr. Stephen Heilman, een arts en ingenieur,

die bereid was, het project financieel te steunen en ook technisch support gaf.

 

In 1976 had de Mirowski Groep een model klaar, dat geschikt was voor

langdurige implantatie en tests bij honden. Naast dit apparaat werd ook

een fibrillator bij de hond geïmplanteerd, die bestond uit een

wisselstroomgenerator die door een magneet kon worden geactiveerd.

Door nu een magneet boven deze fibrillator te houden, kon een VF worden

opgewekt, welke door de chronisch geïmplanteerde défibrillator direct

werd herkend en binnen enkele seconden met een shock werd

getermineerd. Wetende, dat een afbeelding meer zegt dan duizend

woorden, werd een film gemaakt van deze proeven. Hierna ging de Groep

verder met het apparaat, dat gebruikt was voor de testen bij honden,

te vervolmaken tot een défibrillator, die geschikt zou zijn

voor implantatie bij mensen.

 

Na extensieve faboratoriumtesten van de functies om elke hartritme goed

te detecteren en, als dat nodig was, automatisch te défibrilleren via het

ingebrachte eiektrodensysteem, werd door de Amerikaanse Federal Food

and Drug Administration (FDA) toestemming verleend om met de studies

bij mensen te beginnen. Dit resulteerde op 4 februari 1980 in de eerste

implantatie bij een mens in het John Hopkins Medical Center in Baltimore.

 

2. De verdere Ontwikkeling van de ICD.

 

Nadat in 1980 in Amerika de allereerste défibrillator was geïmplanteerd bij

een mens volgde in 1982 al spoedig de eerste défibrillatorimplantatie in

Europa Bij deze implantatie werden de geleidingsdraden buiten op het

hart geplaatst en verbonden met de ICD, die in de buikholte werd

ingebracht. Dit vond plaats tijdens een langdurige openhartoperatie.

Sindsdien heeft de ICD een razendsnelle ontwikkeling doorgemaakt.

Zo kreeg de ICD in 1987 de mogelijkheid de af te geven energie en het

type therapie te programmeren. Naast de 'shock'-therapie die

levensreddend, maar ook pijnlijk is, beschikte de ICD nu ook over

therapieën waarbij door middel van stimulatie een tachycardie gestopt kon worden.

 

In 1988 onstond de gecombineerde pacemaker cardioverter défibrillator.

Ook bij een te langzame hartfrequentie (bradycardie) wordt de ICD actief

en werkt als een pacemaker.

In 1989 werd de transveneuze geleidingsdraad geïntroduceerd.

De geleidingsdraad kon nu via een ader ingebracht worden, waardoor

openhartchirurgie overbodig werd.

In 1993 waren de ICD's inmiddels zoveel kleiner geworden, dat ze niet

meer in de buikholte maar in een kleine holte in de buurt van het

sleutelbeen geplaatst konden worden. Daarnaast deed de z.g. 'actieve

scan' zijn intrede: de behuizing van de ICD fungeert als elektrode

waardoor er nog slechts één geleidingsdraad nodig is. En hoe minder

lichaamsvreemd materiaal er nodig is, hoe kleiner de kans op problemen.

In de periode 1993-1997 vond een continue reductie van de

défibriliatorafmetingen plaats en werd de levensduur verbeterd. Daarnaast

werd detectie door de ICD verbeterd en werden de diagnostische mogelijkheden

(die de cardioloog gebruikt om de therapie te optimaliseren) uitgebreid.

 

Naast de éénkamer-ICD's, waarbij zich één geleidingsdraad in de kamer

bevindt, kwamen er in 1997 tweekamer- ICD's ter beschikking. Bij

tweekamer- ICD's bevindt zich een extra geleidingsdraad in de boezem.

De tweekamer- ICD's bieden verdere mogelijkheden voor herkenning en therapie.

Door de voortdurende ontwikkeling staan tegenwoordig allerlei ICD's ter

beschikking. Naast de bovengenoemde eenkamer- en tweekamer- ICD's

zijn er speciale tweekamer ICD's die zowel snelle hartritmestoornissen in

de kamer als in de boezem kunnen behandelen. De allernieuwste

ontwikkeling zijn driekamer-ICD's die naast het stimuleren van de

rechterkamer en boezem ook in staat zijn de linker hartkamer te

stimuleren. Deze systemen worden gebruikt bij patiënten die aan een

specifieke vorm van hartfalen lijden.

In de afgelopen 20 jaren Is veel veranderd en daardoor is de ICD voor

meer en meer mensen beschikbaar gekomen.

Per jaar krijgen wereldwijd ongeveer 100.000 patiënten een ICD.

 

3. DE POLIKLINISCHE ICD-CONTROLE

 

Erik Stel,

Cardiotechnicus, Antonius Ziekenhuis Nieuwegein

 

Als ICD-drager brengt U waarschijnlijk twee maal per jaar een bezoek aan

het ziekenhuis om Uw ICD te laten controleren. Tijdens zo'n contróle

worden allerlei gegevens uit de ICD opgevraagd en een aantal tests

uitgevoerd, om te kijken of het apparaat nog goed werkt. In dit artikel zal ik

U daarover iets vertellen..

Allereerst sluit men U aan op een monitor, waarmee Uw hartfilmpje (ECG)

zichtbaar gemaakt wordt. Hiervan wordt een uitdraai gemaakt, om

eventueel later te kunnen zien hoe Uw hartritme was op het moment van

de contróle. Daarna wordt de ICD met een computer "ondervraagd." Via

een klein kastje dat men op de ICD legt, worden de gegevens vanuit het

apparaat in de computer gezet. Op het scherm van de computer is op dat

moment te zien hoe Uw ICD is ingesteld.

Vervolgens test de cardiotechnicus een viertal zaken, namelijk:

 

De conditie van de batterij.

 

Uiteraard een heel belangrijke meting. Op het scherm wordt aangegeven

of de batterij nog voldoende energie heeft, of dat deze bijna leeg is. Hoe

lang de batterij nog mee zal gaan is meestal niet te voorspellen, maar als

geconstateerd wordt dat deze nog goed is, kan ze zeker nog een half jaar

mee. Constateert men, dat de batterij bijna leeg is, dan wordt U op de

wachtlijst geplaatst voor vervanging van Uw ICD .

 

De toestand van de draad of draden die van de ICD via de

bloedvaten naar uw hart lopen.

Hierbij wordt gekeken, of de bedrading geen breuk vertoont en of de

isolatielaag om de bedrading niet beschadigd is.

De signalen die de ICD via de draden vanuit uw hart opvangt.

De ICD bepaalt aan de hand van deze signalen of Uw hart normaal klopt,

of dat er een ritmestoornis optreedt. Tijdens de meting wordt gekeken,

of de signalen goed door de ICD herkend worden

 

De pacemaker die in Uw ICD zit wordt kort aangezet, om te kijken of deze

nog goed werkt. Ook als U de pacemaker niet nodig hebt, is het wel

belangrijk om deze te testen, omdat sommige ritmestoornissen met de

pacemaker beëindigd kunnen worden. Daarnaast kan met behulp van de

pacemaker een eventuele verschuiving van de draad in uw hart aan het licht

komen. Als dit alles gebeurd is, vraagt de cardiotechnicus de gegevens over

eventueel opgetreden ritmestoornissen in de afgelopen periode op aan de ICD,

die daarna op de monitor zichtbaar worden.. Van ritmestoornissen,

die zijn opgetreden, slaat de ICD vele gegevens op in zijn geheugen, zoals

het tijdstip, de duur en als belangrijkste een hartfilmpje van de

ritmestoornis.

 

Aan de hand van deze gegevens wordt bepaald, of de ICD

terecht heeft ingegrepen, of dat er iets anders aan de hand was, zoals een

onschuldige ritmestoornis of een storing van buitenaf.

Mocht het nodig zijn om uw ICD bij te stellen, dan vindt meteen plaats.

Op dezelfde manier als gegevens uit de ICD gehaald worden, kunnen

wijzigingen van de instellingen in het apparaat geprogrammeerd worden.

Tenslotte worden de resultaten van de metingen en de gegevens van de

eventuele ritmestoornissen op papier uitgedraaid en samen met Uw

hartfilmpje opgeslagen in Uw dossier. Daarnaast worden alle gegevens

bovendien bewaard op een diskette.